Hugo Maurice Julien Claus (
Brugge,
5 april 1929 –
Antwerpen,
19 maart 2008) was een
Vlaams dichter,
schrijver,
kunstschilder en
filmmaker. Hij was de meest bekroonde auteur uit het
Nederlandse taalgebied. In de loop van zijn lange carrière schreef Claus duizenden
gedichten, tientallen
toneelstukken en diverse
romans, waarvan de bekendste zijn meesterwerk
Het verdriet van België uit 1983 is.
Het werk van Claus is divers van karakter. De auteur mengt het tragische, verhevene, klassieke met het banale, burleske en obscene. Terugkerende thema's zijn: de liefde voor de moeder, de haat tegen de (afwezige) vader, seksualiteit, het schuldgevoel door het katholieke geloof en Vlaanderen in en na de oorlog.
Claus publiceerde onder het pseudoniem Dorothea van Male de roman Schola nostra (1971). Hij gebruikte ook de pseudoniemen hugo c. van astene[1], Anatole Ghekiere[2], Jan Hyoens[3], Thea Streiner[3] en mogelijk ook Conny Couperus[4].
In 1983 publiceerde hij Het verdriet van België, waarin hij in de vorm van een familiekroniek vol autobiografische feiten, zoals steeds gelardeerd met surrealistische toetsen, de politiek-sociale verhoudingen in België beschrijft en op zoek is naar de wortels van de collaboratie van kleinburgers in een provincienest tijdens de Tweede Wereldoorlog. Tegelijk is de roman een Bildungsroman van een literair begaafde en vroegrijpe jongen en een sleutelroman over een Vlaamse middenstand uit de beschreven periode. Claus was een speler, zowel letterlijk bij kaartspel, poker en pietjesbak, als met zijn medium literatuur en zijn lezer. Hoe toegankelijk en ogenschijnlijk simpel zijn werk ook is, schepte hij er verhuld plezier in om dubbele bodems en cryptische verwijzingen in zijn werk te verweven. Hij was opgetogen toen hij mocht ondervinden dat een universitair geschoold literatuurwetenschapper hem hierbij op de hielen zat: Paul Claes, die met zijn essays 'De Mot zit in de mythe' en 'Claus-reading' (1984) aandacht besteedde aan dit gegeven en daarmee een dimensie toevoegde aan de Claus-studie.
Hugo Claus, né le 5 avril 1929 à Bruges et mort le 19 mars 2008 à Anvers, est un écrivain, poète, dramaturge, scénariste et réalisateur belge d'expression néerlandaise.
Fils d'un imprimeur, Hugo s'enfuit de la maison paternelle et devient ouvrier saisonnier dans le nord de la France.
À Paris, Antonin Artaud devient pour lui un second père. Il participe à la révolution avant-gardiste de l'art d'après-guerre et fait partie du mouvement Cobra (1948-1951). Après un séjour en Italie où il apprend à connaître le milieu cinématographique, il retourne en Flandre et commence une carrière de romancier, poète, auteur dramatique, cinéaste et peintre.
À la fin des années 1960, Claus joue un rôle important dans le mouvement contestataire qui veut réformer la politique sociale et culturelle en Flandre. Au quatrième Festival international du cinéma expérimental de Knokke-le-Zoute, en 1967, il choque l'opinion publique en faisant paraître sur scène trois hommes nus dans le rôle de la sainte Trinité.
En 1971, il est fait chevalier de l'ordre de la Couronne.
Hugo Claus, atteint de la maladie d'Alzheimer, a choisi la date de sa mort et a demandé, comme la loi belge l'y autorisait, à subir une euthanasie
Hugo Maurice Julien Claus (Dutch pronunciation: [ˈɦyɣoː ˈklʌu̯s]; 5 April 1929 – 19 March 2008) was a leading Belgian author who published under his own name as well as various pseudonyms. Claus' literary contributions spanned the genres of drama, the novel, and poetry; he also left a legacy as a painter and film director. He wrote primarily in Dutch, although he also wrote some poetry in English.
His death by euthanasia, which is legal in Belgium, led to considerable controversy.
Hugo Claus was considered to be one of the most important contemporary Belgian authors.[7][8][9] Claus published the novel Schola Nostra (1971) under the pseudonym Dorothea Van Male. He also used the pseudonyms Jan Hyoens and Thea Streiner. The 1962 De verwondering (The Astonishment) and the 1983 Het verdriet van België (The Sorrow of Belgium) rank among Claus' most significant works as a novelist.[10] Lee views Het verdriet van België as a postmodern critique of national identity.[11]
Most prolific in literary endeavors as a dramatist, Claus wrote 35 original pieces and 31 translations from English, Greek, Latin, French and Spanish plays and novels. His dramatic sketch Masscheroen was first staged at Knokke Casino and featured an all-nude cast: three naked men were given the task of portraying the Christian Holy Trinity of God the father, God the son, and the Holy Spirit; the work also made light of the Holy Virgin, a Belgian saint, and the Three Wise Men.[12] Attacked as blasphemous and deleterious to the public's moral well-being, the light-hearted play's performance triggered a notable legal case in which Claus was prosecuted: convicted on charges of public indecency, Claus was ordered to pay a ten-thousand-Belgian franc fine and serve a four-month prison sentence.[1][2][12] The prison term was reduced to a suspended sentence after a public outcry.[2]
Claus also wrote the script of a satirical comic strip, "De Avonturen van Belgman" ("The Adventures of Belgian Man") in 1967, which spoofed the Belgian bi-lingual troubles. The strip itself was drawn by artist Hugoké (Hugo de Kempeneer).[13]
Hugo Claus' name had been put forward many times for the Nobel Prize in literature, on which he would casually comment "this prize money would suit me fine"
Hugo Maurice Julien Claus (* 5. April 1929 in Brügge; † 19. März 2008 in Antwerpen) war ein belgischer Schriftsteller. Er trat auch als Maler, Dramatiker, Journalist, Lyriker, Librettist, Drehbuchautor, Übersetzer sowie als Film- und Fernsehregisseur hervor und gilt als der bedeutendste belgische Nachkriegsschriftsteller in niederländischer Sprache. Sein bekanntestes Werk ist der Bildungsroman Het verdriet van België (deutsch: Der Kummer von Flandern bzw. Der Kummer von Belgien).
Sein Tod führte zu einer erneuten öffentlichen Diskussion über die in Belgien legalisierte Sterbehilfe, da der an Alzheimer erkrankte Claus den Zeitpunkt seines Todes selbst bestimmt hatte.
Het Letterenhuis te Antwerpen is het algemene museum en archief voor de Vlaamse letterkunde.
In het Letterenhuis is er een vaste tentoonstelling over 200 jaar literatuur in Vlaanderen en een wisselende thematische tentoonstelling. Daarnaast worden er ook literaire activiteiten georganiseerd, zoals poëzielezingen, studiedagen en boekpresentaties. Het Letterenhuis geeft zelf publicaties uit, waaronder het literair-historische tijdschrift Zacht Lawijd (veelal ZL genoemd) en het halfjaarlijkse berichtenblad Zuurvrij (voorheen Blauwdruk).
In het archief van het Letterenhuis bevinden zich zo’n twee miljoen brieven en handschriften van schrijvers of als deel van de hier bewaarde archieven van uitgevers, literaire clubs en tijdschriften. De collectie omvat bovendien zo’n 130.000 foto's, 40.000 affiches, schilderijen, grafiek en beeldhouwwerk, naast een uitgebreid knipsel- en documentatiesysteem. Dit kan in de leeszaal worden geraadpleegd voor onderzoek.
Enkele hoogtepunten uit de collectie zijn uitgebreide auteursarchieven. De archieven werden verworven van onder anderen Willem Elsschot, Louis Paul Boon, Paul van Ostaijen, Karel Van de Woestijne en Hugo Claus. Onder de geschonken archieven bevinden zich die van Tom Lanoye, Johan Daisne, Ivo Michiels, Hugo Raes, Paul De Wispelaere, Kamiel Vanhole, Angèle Manteau, Jan Decorte en Wannes van de Velde.
De voorgeschiedenis van het Letterenhuis begint in 1899, toen de stad Antwerpen het literair archief van Hendrik Conscience kocht. In 1912 werd er met dit materiaal een grote tentoonstelling ingericht, ter gelegenheid van de honderdste geboortedag van deze schrijver. De grote belangstelling deed plannen rijzen voor een permanent Consciencemuseum, maar die zijn nooit uitgevoerd. Wel werd in 1933 het Museum van de Vlaamsche Letterkunde gesticht, en ondergebracht in het oude Huis De Beukelaer aan de Minderbroedersrui waar een vaste tentoonstelling over Conscience liep. Vanaf dan begon het museum met het verzamelen van archiefmateriaal van andere Vlaamse schrijvers.
In 1944 werd het gebouw zwaar beschadigd door een V2, maar aangezien de collectie in het begin van de oorlog al in veiligheid was gebracht, was de schade aan het archiefmateriaal beperkt. Na de bevrijding kreeg de instelling de nieuwe naam Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven (AMVC). In 1959 werd een nieuw Letterenhuis in gebruik genomen, dat gebouwd werd door stadsarchitect André Fivez. Het oude gebouw, om de hoek, werd voor administratieve functies behouden.
Sinds 1 januari 2004 is het Letterenhuis erkend als cultureel thema-archief met betrekking tot het literaire erfgoed.